Wie reisde in vergangen tijd door deze Twentse streken
die trok van de ene droge plek
naar de andere droge plek
en waadde soms door beken.
Men bouwde hier een brug en weg die comfortabel bleken
en ook een huis met een kapel
dat huis werd als een citadel
verdedigd door de beken.
En de bevolking groeide aan, van ver hier neergestreken
zo werd er dus een dorp gesticht
en de bewoners wasten zich
en plasten in de beken.
Ook vestigde zich industrie, die lei haar goed te bleken
en kleurde het en spoelde het
en de machines koelden met
het water van de beken.
Bij de ontwikkeling van de stad werd met wat pennenstreken
de loop verlegd voor meer gemak
maar als de hemel openbrak
dan weerden zich de beken.
En als de resten van de stad in het laatste licht verbleken
want al wat is dat gaat teloor
ja, zelfs dan nog stromen zij door
de beken, de beken.