Ik hou niet van zwart. In zwart zit zo weinig kleur, en het is zo grauw. Ook al ben ik dan nog jong, ik weet wel dat er weinig kleur in zwart zit. De grote mensen denken dat ik niks snap en zij alles weten, maar dat is niet waar. Mijn papa en mama weten namelijk niet dat er weinig kleur in zwart zit. Okee, misschien weten ze het wel maar toch doen ze zwarte kleren aan. Zo vandaag ook. Mama had allemaal zwarte kleren aan en huilde zachtjes. Ik zou ook gehuild hebben als ik helemaal in het zwart gekleed was. Van mama moest ik eigenlijk ook helemaal in het zwart gekleed vandaag maar vlak voordat we weggingen heb ik onder mijn zwarte trui snel een paarse blouse gedaan. Ik was dus niet helemaal in het zwart en had dus ook geen reden om te huilen.Mama zei dat we naar oma gingen. De manier waarop ze het zei was anders dan normaal. Normaal zou ze gezegd hebben: ‘We gaan zo langs bij opa en oma, even lekker bij babbelen’. Ze zou er dan bij gelachen hebben en haar mooie rode jas sneller dan altijd aangetrokken hebben. Daaraan kon ik altijd merken dat ze er zin in had. Maar dit keer was het anders.
De laatste keer dat ik bij opa en oma was, was opa heel moe. Er stond een groot wit bed in de kamer waarin opa rechtop zat met allemaal kussens die zijn rug ondersteunden. Hij leek net de koning van de kamer alleen was zijn troon het bed. Toen ik binnenkwam reageerde opa heel rustig. Hij zwabberde iets met zijn hand, maar je kon het geen zwaaien noemen. Opa moest wel erg moe zijn want meestal reageerde hij veel enthousiaster dan toen.
Opa vond het altijd leuk om mij te zien en ik vond het leuk om hem te zien wat best logisch is. Want als iemand het leuk vindt om jou te zien moet jij het ook leuk vinden om diegene te zien, zelf als je diegene niet aardig vindt. Mama noemde dat beleefdheid. Ik vond het allemaal wel best. Ik wist dat als ik goed zou luisteren naar mama en de andere grote mensen ik uiteindelijk net zo slim of zelf slimmer zou worden. Kijk maar naar papa en mama, ik weet dat er weinig kleur in zwart zit en dat weten zij dus blijkbaar niet.
De laatste keer dat ik opa dus sprak was toen hij in dat bed lag als de koning van de kamer. Ik vertelde opa toen over de tafel die ik die ik de dag daarvoor geleerd had op school. Hij reageerde er onverschillig op. Ook vertelde ik dat het bijna vakantie was en ik met papa en mama weg zou gaan naar een ander land. Opa reageerde nog steeds net zo lam als bij mijn binnenkomst dus vroeg ik hem maar naar zijn vakantie. Hij reageerde niet. Dus ik vroeg: ‘Opa? Bent u wel eens op vakantie geweest?’ Hij glimlachte nadat ik mijn zin had afgemaakt en zei: ‘Nee daar hadden we in mijn tijd geen geld voor en later is het er nooit van gekomen.’ ‘Dus u bent nooit op reis geweest?’ ‘Nee’, zei hij zachtjes. Hij zakte iets verder in zijn kussens en zei: ‘Maar ik denk dat ik binnenkort een mooie reis ga maken, naar een heel mooi plekje en alles zal daar goed zijn en alles zal voorbij zijn’. Okee, misschien duurt het toch nog even voordat ik net zo slim ben zoals de grote mensen, dacht ik. Ik snapte niks van opa’s verhaal maar hield er maar over op. Toen we weggingen zwaaide ik nog even naar opa en zei: ‘Fijne reis dan maar opa!’ Hij glimlachte iets en ik liep de kamer uit. Dat was de laatste keer dat ik opa sprak.
Mama, papa en ik stapten in de auto als drie zwarte schimmen. Ze waren allebei heel stil dus begon ik maar te praten. Na vijf minuten vroeg mama of ik stil wilde zijn. Ik vond het raar want ik zat midden in mijn verhaal over dat ik vond dat ik nodig een zakgeldverhoging moest krijgen omdat ik met die 50 cent per week natuurlijk nooit die nieuwe spelcomputer kon kopen, maar ik deed wat ze vroeg en staarde maar naar buiten.
Toen we aankwamen bij oma stond er een hele grote rij mensen voor de deur. Ze waren allemaal in het zwart gekleed en ik zei nog zachtjes tegen mama: ‘Nu maar hopen dat ze ons niet zwart maken’. Ze glimlachte iets maar ik kon zien dat ze het niet grappig vond. We gingen in de rij staan voor het huis en ik vroeg me af waarom we daar stonden maar vroeg maar niks. Oh misschien had oma een appeltaart gebakken en kwamen alle buren uit de wijk proeven? Of er was een vergadering voor het wijkfeest waar ik niks van af wist? Ik vond het wel best, stiekem hoopte ik wel dat er appeltaart was.
Toen we uiteindelijk binnen waren, was iedereen heel stil. Ik liep naar de woonkamer. Waar eerst dat grote witte bed stond, stond nu een kist. Een langwerpige zwarte kist met de deksel ernaast. Ik liep naar de kist toe. En warempel, opa lag in die kist! Oh nu snapte ik het. Opa was terug van zijn reis en iedereen kwam hoi zeggen. Hij had zijn ogen dicht en er lagen allemaal bloemen op zijn borst. Hij was vast moe van zijn reis. Ook was hij helemaal in het zwart gekleed. ‘Bah! Ik snap nog steeds niet waarom mensen niet inzien dat er weinig kleur in zwart zit’ dacht ik. Ik liep naar de tafel waar een grote appeltaart op stond. Ik pakte een glas ranja en nam een groot stuk taart. Ik nam meteen een stuk mee voor opa. Ik pakte een stoel legde de taart op opa’s borst met een vorkje erbij en ging naast de kist en opa zitten. Ik at mijn taart en fluisterde zachtjes in opa’s oor.
‘Opa? Hoe was de reis?’
Sebastiaan Vaca, A4A, Twickel