Wat de jury betreft mag hij ‘de Hengeler Weend uit iedere hoek laten waaien’. Aan Hengeloër Fred van de Ven de uitdaging; hij werd vrijdagavond in een bomvolle bibliotheek uitverkoren tot stadsdichter voor de komende twee jaar. Het was een narrow escape, zei wethouder Gerard ter Ellen. De drie kandidaten, naast Van de Ven, Hans van Olphen en Hettie Franken, ontliepen elkaar nauwelijks.
Wat de doorslag gaf, was zijn ‘geruststellend scherp inzicht in het fysiek en mentaal functioneren van de stad’. De stadsdichter stortte zich vrijdagavond al op het dorp “Hengelo is een dorp met stadse fratsen” en dichtte over het badhuis, de boomhut van Fred Bellers “waar niemand last van heeft” en de rotzooi naast de blokcontainers in Klein Driene “waar iedereen last van heeft”. De jury hoopt dat Van de Ven van het stadsdichterschap een niet meer weg te denken instituut maakt.
(Twentsche Courant Tubantia, 17 mei 2008)
Fred van de Ven (1949), is een geboren Hengeloër en kent alle uithoeken van de stad. Hij is een theaterman, als dichter is hij autodidact. Hij voelt zich verwant aan zijn grote voorbeelden Willem Wilmink en Francois Villon. Hij schrijft dan ook het liefst gedichten die ook gezongen kunnen worden. In het Nederlands en in het Twents. Dat doet hij graag zelf met zijn gitaar, alleen of in groepsverband, zoals in Triooo en Quasimodo. Bekend zijn zijn cd-opnames zoals Zo dan! (1998), Verboden voor kinderen (1999) en Op nen dag (2006).
BALLADE VAN DE KANDIDAAT
(Inzending Stadsdichter Hengelo)
Ik ken U sinds mijn eerste uur;
veel straten waren toen nog kaal.
Ik ken de Feniks uit Uw vuur.
Ik ken Uw Huys en haar verhaal
en wat ervan gebleven is.
Ik ken Uw lieve levenslijn.
Ik weet alleen niet hoe het is
Uw stadsdichter te zijn.
Ik ken de beken bij hun naam.
Ik ken de loop van elke sloot,
maar ik ken ook hun slechte faam
voorheen van stank en watersnood.
Ik weet wie hier Beekbuster is
en ken ‘t BBBF ragfijn.
Ik weet alleen niet hoe het is
Uw stadsdichter te zijn.
Ik ken het dorpse gedrag
en ook het grootsteedse gevoel,
het kleinburgerlijk beklag
en de discussies – heet en koel –
tijdens de bemoeienis
bij nieuwe plannen voor elk plein.
Ik weet alleen niet hoe het is
Uw stadsdichter te zijn.
Ik ken Uw plaats in ’t Twentse land
en weet waaraan U die ontleent.
Ik weet: Men vindt U arrogant
en noemt U spottend Heng’ler Weend.
Ik ken ook Uw betekenis
tussen de Randstad en Berlijn.
Ik weet alleen niet hoe het is
Uw stadsdichter te zijn.
Ik ken de talen die men spreekt
hier in de stad en ‘t ommeland.
Ik ken wie hier de passie preekt.
Ik ken ook elke predikant.
Ik ken de leugen en de list
alleen omwille van het rijm.
Maar ‘k weet geen antwoord op: Hoe is ’t
Uw stadsdichter te zijn?
Of ik de dichters ken? Mais non!
Ik ken ze lang niet allemaal.
Maar ik ken Wilmink en Villon,
die mannen van de klare taal.
Zit ik in mijn Parnassusnis:
zij zullen steeds mijn voorbeeld zijn.
Ik weet alleen niet hoe het is
Uw stadsdichter te zijn.
ENVOI
O, Wijsheid die in Hengelo is
gun mij de eer en eerst’ termijn
en ik laat U weten hoe het is
Uw stadsdichter te zijn.
Fred van de Ven
Eerste stadsdichter van Hengelo
2008 – 2010
Wat ben ik trots dat Hengelo een Stadsdichter aan haar boezem mag vlijen.
Ikzelf wentel mij in de verhalende verhalen want rijmen op rijmen is niet aan mij besteed.
Trots ook, dat Hengelo 'zijn eigen Willem wilmink' heeft. Met alle respect voor de 'onze' Stadsdichter.
Lieve groet, Olga