Mag ik nu ook iets zeggen, mij is niets gevraagd.
Steen en been wordt er geklaagd: saai, grijs, niets te beleven.
Beren besteld, rare snuiters, groots spektakel.
Mensen roepen: nee toch, nee!
Ik zie blije kinderen met reuzenknuffels.
Ja, ’t is waar. Wanneer ik wil floreren moet er
iets gebeuren. Heb er de pest over in dat men mij negeert
op weg naar het terras om de hoek. Van ’t laatste fust
krijg ik niets mee. Maar het snode plan van
tekentafelheren maakt me bang.
Het Hijschgebouw moet herrijzen, terwijl
dit trotse erfgoed onlangs werd gesloopt.
Waarom deze schijnvertoning, staat hier belang
wel boven de partijen?
’t Is maar een kamer, sust de kwartiermaker.
Maar goedgebekte Hengeloёrs houdt men niet
voor ’t lapje en ik krijg het Spaans benauwd bij het idee
dat ik word volgestouwd met staal en steen.
Ik wil groen, een paviljoen, hooggeacht publiek,
konijnen uit hoge hoeden tussen bomen en
planten met vreemde namen.
Een fijn plein, pretplein, vet plein,
we gaan nog niet naar huis plein,
houd er de moed maar in plein.
Hettie Franken
Stadsdichter Hengelo
2019 – 2021