Van Gieterij tot ROC
Wie niet leren kon of wou
kwam terecht in dit gebouw
met roetbeslagen ruiten.
Stof en stank en vuur en vlam
belegden hier hun boterham
en hielpen hen aan duiten.
Lof; voor wie zich staande hield,
ook voor wiens welzijn werd vernield,
wie niet bestand was tegen
vloeibaar staal, zo duivels heet
dat, waar die gore duivel scheet
de hel gloort in vonkenregen.
Toen niemand meer producten wou
uit deze helse heksenbrouw
toen doofden hier de vuren.
En wie op straat stond zag nog as
achter het zwart gebarsten glas
en door kapotte muren.
Maar als een andere ooievaar
verhief een Feniks zich aldaar
op betonnen storkse stelten,
om wat van vroeger overschoot
met wat modern vernuft hem bood
voor altijd te versmelten.
Zo draagt hij als een warme jas
zijn vleugels, elk bekleed met glas,
om geen warmte te vermorsen.
Met zeven vingers aan één vlerk
en met de andere zo sterk
dat ie ‘t Twentse Ros kan torsen.
Het is geen staal meer dat hier vloeit.
Met kennis wordt er nu gestoeid
en vele vaardigheden.
En een briljante toekomst gloort
voor wie ‘n diploma heeft gescoord
met respect voor het verleden.