Toch was het ook niet alles rozengeur en maneschijn
Feit is dat het schrijverke op mooie zomerse dagen veelal alleen in zijn achtertuin zat een of ander belangwekkend romanneke te lezen terwijl om hem heen en op balkons boven hem en aan de overzijde mensen druk aan het babbelen waren met familie en/of vrienden, met slechts om de hoek het summum van dat alles: een oude Syrische vrouw die om de haverklap bezoek kreeg van kinderen, kleinkinderen of simpelweg andere Syriërs die nu al enige generaties lang aanwezig waren in El Driene, Los Hengelos. Urenlang werd er dan luid gekakeld, niet in de achtertuin, maar pontificaal voor de voordeur, in het Aramees, de taal die gesproken werd door Jezus, gelachen, gevoetbald en gebadmintond door de kinderen zoals het schrijverke als kind zelf ook had gedaan aan de andere kant van Los Hengelos, in Floresti. Nu dat zo te aanschouwen en bovenal te horen gaf het schrijverke een gevoel van eenzaamheid dat hij niet voelde als hij niks hoorde. Het deed hem nog meer verlangen naar de vrouw die van hem hield en bij hem wilde zijn maar daar geen gehoor aan kon geven vanwege misgunners om haar heen die ze koste wat het kost rustig wilde houden en die boos zouden gaan stuiteren van woede als ze gehoor zou geven aan haar gevoelens. Such is life. Life is a sacrifice. Toch was het ook niet alles rozengeur en maneschijn bij de Syrische oude vrouw, want hoewel het Suryoye-temperament zich soms in geschreeuw en ruzies, is het dat veelal niet, hoewel op een dag het schrijverke zag dat de voorruit van de Syrische oude vrouw aan diggelen lag. En sowieso bedriegt schijn, dat wist het schrijverke maar al te goed doordat de vrouw die van hem hield hem menigmaal had geappt: ik lach, ik doe alsof, maar vanbinnen ga ik kapot en voel ik me zo eenzaam!
Eenzaam in zijn achtertuin? Eenzaam in het Paradijs! Eenzaam tussen de klaprozen, witte en roze korstmos, rozenstruiken, de suzannes met de mooie ogen, stokrozen, lupines, vlinderstruiken, hortensia’s, duizend-en-een-kleurenplanten en wat nog al niet, een bloemrijk, kleurrijk paradijs met als kers op de taart een regenton als vijvertje met een Mariabeeld onder twee struikjes die een erehaag vormden boven Onze Lieve Vrouwe van de Eeuwige Bijstand! Lieveheersbeestjes, bijen, hommels en vlinders vlogen en masse af en aan in dit Paradijs, van bloemeke naar bloemeke. En net buiten het paradijs een Syrisch paradijs van kakelende Syriërs niet zichtbaar achter de klimop, achter de schutting en alleen een shuttle zichtbaar dat van racket naar racket racete terwijl het schrijverke een romanneke las over een ruimteschip waarvan de bewoners vergeten waren waar het heen ging en een religie hadden gevormd dat er alleen Schip was en daarbuiten niets! En degene die toch een shuttle zag vliegen boven de afscheiding van Schip waarbuiten immers niks was, werd als ketter ter dood veroordeeld! En de appels aan de appelboom groeiden gestaag in het Paradijs. Binnen keek hij naar hoe de roze bloemblaadjes van de pioenrozen vielen en hij dacht: wauw, hoe mooi het verval, de decay, en hij gooide de roze bloemblaadjes niet weg maar wilde ze verwerken in een schilderij en de vele gele stampers, zaad, ook niet weggegooid, maar in het Paradijs uitgestrooid en hopend op wederopstanding, wat hem onlangs het wonder van een nieuwe baby-perenboom had opgeleverd in het Paradijs.
‘Vertel me nog eens wat schrijverke!’
‘Goed, er was eens een koning van Arabië, helemaal nog niet eens zo lang geleden, sterker nog, hij is nu de koning en vanwege de olie daar had hij geld als, nou niet als water daar natuurlijk, in ieder geval was hij schatrijk en kocht een heleboel wapens in Amerika en ook in Europa. Hij was en is dol op olie, geld, wapens, luxe. Onlangs kocht hij een jacht dat één miljard euro kostte. In ieder geval met die wapens, militairen had ie ook, ging ie eens flink aan de slag, want wat heb je anders aan al dat wapentuig, en bombardeerde er vrolijk op los in een buurland! Bommen vielen op vrouwen en kinderen, waaruit duizenden kleine bommen ontploften. Het was echt een feest voor wapenhandelaren en andere wapenliefhebbers. Voor de mensen op wie de bommen vielen was het natuurlijk niet zo’n feest en bovendien werden ze, als ze niet doodgingen door de bommen, uitgehongerd en duizenden en duizenden baby’s en kinderen tot op de dag van vandaag gingen dood van de honger! Tsja, echt waar! Dan moest die koning wel heel impopulair zijn, zou je denken? In het geheel niet, hij was een graag geziene gast overal in de wereld bij wereldleiders en winkeliers en, ach zijn geheime dienst knapte zijn vuile klusjes op en de geheel omgekochte media deden de rest met schrijven wat een weldoener hij wel niet was, en elke zakenman overal in de wereld deed maar wat graag zaken met hem totdat een meneer, meneer Kashogghi heette die, in de Saoedische ambassade in Istanbul werd gemarteld en in stukjes gehakt en ondanks het vele bewijsmateriaal dat de koning erachter zat ontkende hij alles wat er met meneer Kashogghi was gebeurd. Toen was er toch even wel twee dagen stront aan de knikker voordat alles weer vergeven en vergeten was en het gewoon weer business as usual was en…’
‘Wat een fantasie hebt gij schrijverke, das nooit allemaal gebeurd!’
**
In de volgende aflevering zien we het schrijverke uit Los Hengelos, Transisalania, blasfemetisch oreren en nadenken over wat hij zou moeten doen als hij al zou weten wat hij zou moeten doen.